Je versnelling neem je best niet te groot en niet te klein. Als de versnelling te klein is, trap je door. Bij een te grote versnelling moet je te veel kracht zetten, wat kan zorgen voor mogelijke slippartijen.
Gebruik best beide remmen. Nooit enkel je voorrem gebruiken. Bij sneeuw of ijzel probeer je minder hard te remmen dan in andere weersomstandigheden.
In winterse weersomstandigheden fiets je rustiger en kijk je nog meer uit naar wat komen gaat, zodat je bijvoorbeeld niet te vaak hoeft te remmen.
Matig ook je snelheid en houd afstand, ook op stukken rijbaan of fietspad die op het eerste zicht niet glad lijken.
Bij winterse weersomstandigheden is het nuttig om je zadel iets lager te zetten. Zo ligt het zwaartepunt lager en verhoog je de stabiliteit van je fiets.
Gebruik ook fietstassen in plaats van een zware rugzak om het zwaartepunt te verlagen.
Bredere banden bieden je meer grip.
In normale weersomstandigheden pomp je je banden best hard op (voor de gemiddelde band minstens 4 bar). Dit verlaagt de rolweerstand, zorgt voor minder slijtage van je banden en vermindert de kans op lek rijden. In winterse omstandigheden fiets je echter best met een iets lagerebandenspanning, vermits dit je grip verhoogt.
Er bestaan ook spijkerbanden voor fietsen.
Er bestaan ook spijkerbanden voor fietsen.
Als fietser mag je de rijbaan gebruiken wanneer het fietspad niet berijdbaar is. Zorg dat je goed zichtbaar bent!
Zoals in winterse omstandigheden voor alle weggebruikers geldt:indien je echt niet buiten moet, blijf binnen!