De grootlichten verlichten de rijbaan vooraan het voertuig over een grote afstand (minstens 100 meter) en kunnen dus de andere weggebruikers verblinden. Ze mogen ’s nachts en in alle omstandigheden wanneer de zichtbaarheid beperkt is (tot ongeveer 200 meter), gebruikt worden. Ze moeten echter in bepaalde omstandigheden, beschreven in de wegcode, gedoofd en vervangen worden door de dimlichten.
U moet uw grootlichten doven:
• bij het naderen van een tegemoetkomende weggebruiker, op de nodige afstand opdat deze laatste zijn weg gemakkelijk en zonder gevaar zou kunnen voortzetten, en in ieder geval zodra een bestuurder zijn grootlichten achtereenvolgens snel ontsteekt en dooft om duidelijk te maken dat hij verblind wordt;
• wanneer u een ander voertuig op minder dan 50 meter volgt, behalve wanneer u het inhaalt;
• wanneer de rijbaan onafgebroken en voldoende verlicht is zodat het mogelijk is tot op ongeveer 100 meter duidelijk te zien.
Is “knipperen” met de grootlichten toegelaten?
“knipperen”, anders gezegd kortstondig en afwisselend de grootlichten en dimlichten aansteken, is slechts toegestaan om:
• bij het naderen van een tegemoetkomende weggebruiker, op de nodige afstand opdat deze laatste zijn weg gemakkelijk en zonder gevaar zou kunnen voortzetten, en in ieder geval zodra een bestuurder zijn grootlichten achtereenvolgens snel ontsteekt en dooft om duidelijk te maken dat hij verblind wordt;
• wanneer u een ander voertuig op minder dan 50 meter volgt, behalve wanneer u het inhaalt;
• wanneer de rijbaan onafgebroken en voldoende verlicht is zodat het mogelijk is tot op ongeveer 100 meter duidelijk te zien.
Is “knipperen” met de grootlichten toegelaten?
“knipperen”, anders gezegd kortstondig en afwisselend de grootlichten en dimlichten aansteken, is slechts toegestaan om:
• te wijzen op gevaar teneinde een ongeval te voorkomen;
• een andere bestuurder die men wil inhalen te verwittigen, maar alleen buiten de bebouwde kom;
• er een andere bestuurder op te wijzen dat zijn lichten u verblinden.
“knipperen” moet natuurlijk kort zijn en mag de andere weggebruikers niet hinderen of in gevaar brengen (bijvoorbeeld in bochten of op de top van een helling).