Wanneer iemand bestuurlijk wordt aangehouden, krijgt hij dan ook te horen wat de reden hiervoor is? Hoe lang mag iemand in zo’n geval worden vastgehouden? Wie moet er worden ingelicht over de aanhouding? Wordt er altijd een proces-verbaal opgemaakt? In ons vorige artikel bespraken we de mogelijke situaties waarin de politie iemand bestuurlijke kan aanhouden. Nu nemen we de concrete gang van zaken en de wettelijke voorwaarden onder de loep.
Duur en moment van de bestuurlijke aanhouding
Deze vorm van vrijheidsberoving mag nooit langer duren dan absoluut noodzakelijk is voor de omstandigheden die de aanhouding rechtvaardigen. De bestuurlijke aanhouding moet dus worden opgeheven zodra de reden ervoor is weggevallen. Wanneer iemand bijvoorbeeld bestuurlijk werd aangehouden wegens openbare dronkenschap, moet hij weer worden vrijgelaten zodra hij gekalmeerd, nuchter en weer bij zijn positieven is.
Een bestuurlijke aanhouding mag in geen enkel geval langer dan 12 uur duren. Dat is de wettelijk toegestane maximumduur.
De duur van de vrijheidsberoving gaat in op het moment dat de betrokken persoon niet langer kan gaan en staan waar hij wil door de interventie van een politiebeambte of -autoriteit. Dit moment wordt steeds bepaald op een manier die het gunstigste is voor de betrokken persoon, d.w.z. zo vroeg mogelijk in de tijd.
Verwittiging van een officier en de autoriteiten van de bestuurlijke politie
Wanneer de bestuurlijke aanhouding werd uitgevoerd door een agent van de bestuurlijke politie, moet deze zich zo snel mogelijk richten tot de officier van bestuurlijke politie (OBP) waaronder hij ressorteert. De aanhouding valt dan vanaf dat moment onder de verantwoordelijkheid en de controle van die officier.
Als de officier van bestuurlijke politie de aanhouding bevestigt, zal hij die laten inschrijven in het aanhoudingsregister en vervolgens ook zo snel mogelijk de burgemeester van de gemeente waar de persoon werd aangehouden – of de hiervoor bevoegde politieautoriteit (bv. de Dienst Vreemdelingenzaken) – hiervan op de hoogte brengen.
Het is de taak van de burgemeester en andere bevoegde autoriteiten om de concrete richtlijnen vast te leggen voor deze procedure.
Verplichting om de aangehouden persoon te informeren
Op het moment van zijn aanhouding en wanneer hij in een cel wordt opgesloten, moet de betrokken persoon door de verantwoordelijke politiebeambte op de hoogte worden gebracht van alle nuttige informatie en van zijn rechten. Die informatie moet worden verstrekt op het moment dat de politiebeambte de betrokken persoon aanhoudt, of op het moment dat de officier van bestuurlijke politie de aanhouding uitvoert of bevestigt.
Deze officiële kennisgeving moet schriftelijk worden bevestigd in het aanhoudingsregister. Wanneer de aangehouden persoon de taal van de betrokken politiebeambte niet of onvoldoende begrijpt of niet spreekt, heeft hij het recht de nodige informatie te krijgen in zijn eigen taal of in een taal die hij wel begrijpt.
De gegevens die onder die informatieplicht vallen, zijn: de vrijheidsberoving, de reden of motieven hiervoor, de maximale duur van de detentie, de procedure voor de veiligheidsfouille, de opsluiting in een cel en het aandoen van handboeien, de mogelijkheid om dwangmaatregelen te nemen...
Inschrijving in het aanhoudingsregister
Iedere aanhouding moet worden ingeschreven in het aanhoudingsregister. Dit register is het verslag van het chronologische verloop van de vrijheidsberoving, van het begin van de aanhouding tot het einde of tot het moment dat de betrokken persoon wordt overgedragen aan de bevoegde autoriteiten of diensten.
In geval van een bestuurlijke aanhouding wordt er niet altijd een proces-verbaal opgemaakt. Om toch een zekere controle mogelijk te maken, moeten een aantal zaken zeker worden vermeld in het aanhoudingsregister, zoals: het reële tijdstip van de aanhouding, het tijdstip van aankomst op het politiebureau, de volledige identiteit van de aangehouden persoon, de reden voor de aanhouding, een opsomming van de voorwerpen die op de betrokken persoon zijn gevonden...
Duur en moment van de bestuurlijke aanhouding
Deze vorm van vrijheidsberoving mag nooit langer duren dan absoluut noodzakelijk is voor de omstandigheden die de aanhouding rechtvaardigen. De bestuurlijke aanhouding moet dus worden opgeheven zodra de reden ervoor is weggevallen. Wanneer iemand bijvoorbeeld bestuurlijk werd aangehouden wegens openbare dronkenschap, moet hij weer worden vrijgelaten zodra hij gekalmeerd, nuchter en weer bij zijn positieven is.
Een bestuurlijke aanhouding mag in geen enkel geval langer dan 12 uur duren. Dat is de wettelijk toegestane maximumduur.
De duur van de vrijheidsberoving gaat in op het moment dat de betrokken persoon niet langer kan gaan en staan waar hij wil door de interventie van een politiebeambte of -autoriteit. Dit moment wordt steeds bepaald op een manier die het gunstigste is voor de betrokken persoon, d.w.z. zo vroeg mogelijk in de tijd.
Verwittiging van een officier en de autoriteiten van de bestuurlijke politie
Wanneer de bestuurlijke aanhouding werd uitgevoerd door een agent van de bestuurlijke politie, moet deze zich zo snel mogelijk richten tot de officier van bestuurlijke politie (OBP) waaronder hij ressorteert. De aanhouding valt dan vanaf dat moment onder de verantwoordelijkheid en de controle van die officier.
Als de officier van bestuurlijke politie de aanhouding bevestigt, zal hij die laten inschrijven in het aanhoudingsregister en vervolgens ook zo snel mogelijk de burgemeester van de gemeente waar de persoon werd aangehouden – of de hiervoor bevoegde politieautoriteit (bv. de Dienst Vreemdelingenzaken) – hiervan op de hoogte brengen.
Het is de taak van de burgemeester en andere bevoegde autoriteiten om de concrete richtlijnen vast te leggen voor deze procedure.
Verplichting om de aangehouden persoon te informeren
Op het moment van zijn aanhouding en wanneer hij in een cel wordt opgesloten, moet de betrokken persoon door de verantwoordelijke politiebeambte op de hoogte worden gebracht van alle nuttige informatie en van zijn rechten. Die informatie moet worden verstrekt op het moment dat de politiebeambte de betrokken persoon aanhoudt, of op het moment dat de officier van bestuurlijke politie de aanhouding uitvoert of bevestigt.
Deze officiële kennisgeving moet schriftelijk worden bevestigd in het aanhoudingsregister. Wanneer de aangehouden persoon de taal van de betrokken politiebeambte niet of onvoldoende begrijpt of niet spreekt, heeft hij het recht de nodige informatie te krijgen in zijn eigen taal of in een taal die hij wel begrijpt.
De gegevens die onder die informatieplicht vallen, zijn: de vrijheidsberoving, de reden of motieven hiervoor, de maximale duur van de detentie, de procedure voor de veiligheidsfouille, de opsluiting in een cel en het aandoen van handboeien, de mogelijkheid om dwangmaatregelen te nemen...
Inschrijving in het aanhoudingsregister
Iedere aanhouding moet worden ingeschreven in het aanhoudingsregister. Dit register is het verslag van het chronologische verloop van de vrijheidsberoving, van het begin van de aanhouding tot het einde of tot het moment dat de betrokken persoon wordt overgedragen aan de bevoegde autoriteiten of diensten.
In geval van een bestuurlijke aanhouding wordt er niet altijd een proces-verbaal opgemaakt. Om toch een zekere controle mogelijk te maken, moeten een aantal zaken zeker worden vermeld in het aanhoudingsregister, zoals: het reële tijdstip van de aanhouding, het tijdstip van aankomst op het politiebureau, de volledige identiteit van de aangehouden persoon, de reden voor de aanhouding, een opsomming van de voorwerpen die op de betrokken persoon zijn gevonden...