1° mogen de voetgangers de ganse
breedte van de openbare weg gebruiken : spelen zijn er eveneens toegelaten;
2° mogen de
bestuurders de voetgangers niet in gevaar brengen en ze niet hinderen; zo nodig
moeten zij stoppen. Zij moeten bovendien dubbel voorzichtig zijn ten aanzien
van kinderen. De voetgangers mogen het verkeer niet nodeloos belemmeren;
4° a) is het parkeren verboden,
behalve :
·
op de plaatsen die afgebakend zijn door wegmarkeringen of door
een wegbedekking in een andere kleur en waar de letter P aangebracht is;
·
op plaatsen waar een verkeersbord het toelaat.
b) mogen de stilstaande of geparkeerde voertuigen rechts of links ten
opzichte van hun rijrichting opgesteld worden.